dinsdag 15 oktober 2019

Filosoferen

Hebben jullie dat ook wel eens? Dat je jezelf afvraagt wáár een woord vandaan komt? En dat je daar eens je gedachten over laat gaan?

Wij hebben dat - nog al eens - bijvoorbeeld als we met ons hoofd in de wind en onze voeten over de Zeeuwse klei of het Zeeuwse zand lopen. Deze keer ging het filosoferen over het woord 'rêêste'.

een rêêste Zeeuwse knopen als sluiting

Voor Zeeuwen die nog - een beetje - dialect spreken zal de betekenis van het woord duidelijk zijn en misschien komt het woord ook wel voor in andere Nederlandse dialecten. Een 'rêêste' is een rij of snoer. Met een rêêste knoppen sloot men hemd en jas, een rêêste bloedkraelen is een rij of snoer van bloedkoralen kralen.
De dubbele rij knoopsgaten op de foto hierboven heeft een reden, de rêêste was namelijk niet vastgenaaid aan de rok (hemd, jas), zoals we tegenwoordig doen. De knopen werden door beide knoopsgaten gehaald en daarna werd aan de binnenkant een draad door de oogjes geregen. Je kunt de knopen ook op een bandje zetten en de rêêste knopen die dan ontstaat door beide knoopsgaten halen.

Hemdrok van Walcheren, de knopen zijn met stof overtrokken
Collectie Nederlands Openluchtmuseum

Het werkwoord 'rêêzen' gaat over het rissen, afrissen of afritsen van bijvoorbeeld bessen. Wij doen het 'in het seizoen' nog regelmatig... rode bessen rissen en dan eten met zelfgemaakt vanillevla...
En die bessen hangen ook weer in een rij of snoer.


Daarna ging het verder - zowel de wandeling als het filosoferen - het was fris, zonnig en helder weer met wind uit het noorden en van die bloemkoolwolken waar je allerlei moois in ziet. We lopen dus ook nog even te filosoferen, want:
De woorden 'rêêste', 'rêêzen' en 'rits' lijken best veel op elkaar.
Zou dat 'nieuwe' woord rits van zo'n oud woord als 'rêêste' vandaan gekomen zijn?

We gingen op zoek; een etymologisch woordenboek kan op zo'n vraag vast een antwoord geven.
Via de etymologiebank zoeken we het op. Daar vinden we dat het woord rits waarschijnlijk van het geluid ritssss komt, als de sluiting wordt dicht gemaakt. Alleen het Zuid-Afrikaans geeft een andere mogelijkheid - bij het woord 'ritssluiter':

Apparaatjie bestaande uit twee rye hakies wat in mekaar gevoeg word deur 'n bewegende knip wat daaroor getrek word ten einde iets toe te maak...

Een reeste hakjes dus...

We hebben er nog eentje - we zullen het er maar op houden dat we graag en ver in de wind lopen.

'Kneukel'; Dit woord vinden we wel op de etymologiebank, het blijkt al in 1300 in het Nederlands voor te komen. Geen dialectwoord dus, maar oud-Nederland voor een wervel of gewricht. Tegenwoordig wordt in het Nederlands het woord 'knokkel' meer gebruikt en ook deze vorm komt in de 12e eeuw al voor in het Nederlands.

Maar dan: het woord 'kneu'. Daar lopen de etymologiebank en het Zeeuws woordenboek mijlenver uit elkaar. Volgens de etymologie is het een vinkje... (de vogel, niet het leesteken).
Volgens het Zeeuws woordenboek hebben kneuten (of kneutjes) iets te maken met die kneukels. Dat klinkt best logisch toch?

En wat ze dan met elkaar te maken hebben? Dat is de cliffhanger tot de volgende blogpost.

2 opmerkingen:

Truus zei

Ben heel benieuwd wat er de volgende keer uitkomt uit deze 2 woorden--benige knopen of knopen van been/bot gemaakt???
Succes met jullie zoektocht
groetjes, Truus uit Drenthe

Zeeuwse visserstruien zei

Grappig Truus, het zou zo maar eens in een heel andere richting kunnen zijn ;)