woensdag 15 november 2017

Doekjes en verhalen

Praat je hier in Zeeland met iemand van onze leeftijd over avonddoekjes, dan is de kans heel groot dat je direct verhalen te horen krijgt over oma’s, tantes en overige familieleden die nog in dracht lopen.. en liepen. Met vaak enigszins weemoedige blik klinken er dan trotse verhalen over sterke vrouwen die een belangrijke rol speelden in de samenleving en die fier waren op hun Zeeuwse dracht!

Zo vertelde Jeanet ooit het anekdotische verhaal over haar oma’s:

Wie mij al wat langer volgt weet wel dat ik me met regelmaat in de Arnemuidse klederdracht vertoon. Dat komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. Mijn twee oma’s (Oma Jo en Opoe Janneke) liepen hun hele leven in onze streekdracht. In mijn jeugd waren vrijwel alle opoes van het dorp ‘op z’n boers’. Ik kan me nog herinneren dat toen ik een jaar of 7 was een klasgenootje van mij op een oudere dame in een jurk wees en zei: “Daar loopt mijn oma.” Ik geloofde het niet, want ze had een júrk aan, en oma’s droegen per definitie schorten, mutsen en een doek-en-beuk!


Ook nu, bij het introduceren van ons nieuwe project over brei- en haakwerk in de Zeeuwse streekdrachten krijgen we veel reacties van lezers die ons vertellen over hun oma’s, moeders en tantes in dracht.

We horen echter maar van een enkeling die nog een moeder in dracht had. We weten dat de generatie vrouwen die dagelijks ‘op z’n boers’ liepen na de tweede wereldoorlog sterk verminderde. Logisch: Walcheren moest herstellen van de inundatie, het grootste deel van de bevolking was álles kwijt door de verwoestende oorlogshandelingen en bijbehorende onderwaterzetting van het eiland. Kleding was tezamen met huizen verwoest, de meeste mensen hadden alleen maar de kleding die ze droegen, en stof om nieuwe kleding te maken was ook niet direct voorhanden. Dit was een belangrijke reden dat veel vrouwen in dracht min of meer gedwongen door de omstandigheden overgingen op burgerkleding. Deze tijd - rond november – is er één die niet alleen op Walcheren, maar in heel Zeeland herinnert aan diepe sporen.

Tijdens de beschietingen van Domburg in 1944 door de geallieerden moesten opa en oma vluchten naar het hoger gelegen duin- en bosgebied. Hoe oud zullen ze geweest zijn? Eind de twintig ongeveer; ze hadden een jong gezin met drie kindjes onder de drie jaar. 

Er stond al dagenlang een kinderwagen klaar in de gang met daarin kleertjes en luiers. Elke ochtend zette oma een fles verse melk in de kinderwagen, voor het geval dat.. Toen de beschietingen begonnen vluchtten ze met hun drie kindjes in die kinderwagen door het bos richting Oostkapelle. Opa trok het logge ding met een touw over zijn schouder, oma duwde. Constant werd er door de geallieerden vanaf zee geschoten om de Duitse bezetter te verjagen. Er waren kraters en omgevallen bomen. Het water wat door de gebombardeerde dijk bij Westkapelle het eiland overspoelde, rukte snel op. Het was een hachelijke tocht.


“Ik snap niet hoe we het deden”, zei oma. “Maar je dacht er niet over, je deed het gewoon!” Uiteindelijk kwamen ze aan bij Huize Duinbeek, diep in het bos, waar ze onderdak vonden in de bijgebouwen. Omdat Duinbeek hoog lag en niet overstroomd kon worden door het water waren er nog veel meer vluchtelingen. Ze kregen z’n vijfjes een bedstee in een van de bijgebouwen. Luiers spoelde oma in het ijskoude water van de chique vijver, waarna ze de natte lappen te drogen hing aan de struiken. Gelukkig was er geen gebrek aan melk en vlees; ook veel koeien waren door boeren naar Duinbeek gebracht.


Toen de beschietingen over waren en Domburg bevrijd, hoorden ze dat hun huisje nog heel was. Oma was zó blij, ze wilde dolgraag met hun kindjes terug naar huis. Maar toen ze in Domburg terug kwamen bleek het toch verwoest te zijn: alleen een stuk van de zijmuur en bovenverdieping stond nog overeind. Op dit stuk bovenverdieping stond nog wel het tweepersoonsbed. Omdat het al avond, en donker was, bedacht opa dat hij het bed beter de volgende ochtend naar beneden zou halen. Toen hij de volgende morgen ging kijken was het bed al verdwenen.


Ome Jan, een broer van opa, was ook nog wezen kijken of het huisje nog heel was. Hij was zo slim geweest om een heleboel kleren in het wc’tje achter het huis te verstoppen. Daar hadden de mensen, die op de vlucht waren en op zoek waren naar spullen, niet gezocht. Dankzij de slimheid van ome Jan hadden oma en opa in ieder geval nog kleren voor zichzelf en hun kindjes.

De enorme impact die de beëindiging van de tweede wereldoorlog op het eiland Walcheren heeft gehad is bij ons nog steeds diep voelbaar. Beiden verloren we dierbare familieleden; een oma, twee tantes én hun kinderen. Zij kwamen jammerlijk om tijdens de beschietingen en onderwaterzetting van het eiland en werden onbedoeld slachtoffer in de strijd voor vrijheid.


De zoektocht naar gebreide en gehaakte doekjes brengt daarom zoveel meer dan ‘alleen maar’ mooie patroontjes. Het brengt ook verhalen van vrouwen in dracht die deel uit maken van onze persoonlijke geschiedenissen. Vrouwen die overleefden, vrouwen die stierven. En nabestaanden die de littekens hieraan voor altijd met zich mee dragen.

2 opmerkingen:

De Breimeisjes zei

Goh, wat erg! Ja, dat zijn me verhalen en geschiedenissen!
Mooi dat jullie die verhalen verzamelen en delen!
Groetjes,
Akkelien

Truus zei

Hoop op nog veel meer van dit soort verhalen over de klederdracht maar ook over de geschiedenis van Zeeland.
groetjes,Truus uit Drenthe