Bij het namaken
van originele gebreide en gehaakte stukken uit de Zeeuwse streekdrachten lopen
we regelmatig tegen ‘uitdagingen’ aan. Zo bogen we ons in het begin van dit
project bijvoorbeeld over de vraag over hoe om te gaan met foutjes in originele
stukken. Na al het ‘gedoe’ met de beschrijving van Avonddoekje Wanne hebben we
daar al snel een duidelijk standpunt over ingenomen.
Een ander ‘ding’ waar we
soms lang en uitvoerig over brainstormen heeft te maken feit dat kleding
vroeger precies ‘pas’ werden genaaid, gehaakt of gebreid. Er bestonden geen
confectiematen in boerenkleding, dus al helemaal geen standaardmaten. Hoe
bereken je dan de maten van replica kledingstukken voor de patronen die we
ontwikkelen?
De meeste
kleding in Nederland wordt verkocht in de confectiematen 34 tot 46, in veel
winkels worden ook de maten S t/m XL gehanteerd. Bij het namaken van een
gebreid werkvestje kun je redelijk eenvoudig de maat bepalen aan de hand
van een kledingstuk uit de confectie. Een maatje kleiner of groter is dan ook best
eenvoudig uit te rekenen.
Bij het
ontwikkelen van het patroon van een paar gehaakte labedissen is het toch allemaal
wat lastiger dan in eerste instantie gedacht. Armen hebben van zichzelf geen
maat, er is geen referentiekader waar je originele labedissen aan kunt toetsen.
Door het paar te passen krijg je wel ongevéér een beeld welke maat het zou
moeten worden.
Zo ook bij
Labedissen Prina; we zijn er al een flink aantal maanden aan bezig. Het
haakmotiefje is uitgevogeld, een replica labedis is nagehaakt, en het
proefpatroon is getest door proefhaakster Riet. Het replica paar past
Stefanie prima, vooral handig is dat de labedissen wat mee rekken.
Aangezien zij qua kledingmaat van het bovenlichaam meestal maat M heeft, wordt
het proefexemplaar als maat M genoteerd.
Daarna worden de
armen van Anja en Jeanet ingezet om te passen: bij Anja (maat S) past het paar het
beste, Jeanet (maat L) kan ze niet aan.. Dus.. wat nu? We veranderen het paar
van maat M naar maat S.
Nu doemt er een
nieuw probleem op: het ‘haakmotiefje’ waarmee de labedissen zijn gehaakt omvat 6
steken. Elke meerdering voor een grotere maat moet dus over 6 steken gaan.
Maar, is 1x 6 steken meer dan ook werkelijk een M, L of XL? En hoe verhoudt dit
haakmotief van 6 steken zich tot het gebreide boord, dat deze desbetreffende
labedissen hebben.. het blijkt nog een héle puzzel. Wat ook nog mee
speelt is is de zgn. ‘hand van haken’. Een haakster die gewend is om wat losser
te haken maakt van maatje S zó een L.. en vice versa. Hoe krijg je de maten en
steekverhoudingen hierbij allemaal duidelijk op papier?
We kunnen maar
een conclusie trekken: de vrouwen van vroeger waren zo gek nog niet! Die namen
de omtrek van hun eigen arm en haakten hun labedissen precies in hun eigen
maat. Steekje meer.. steekje minder, geen enkel probleem.
Maar, we houden
moed en gaan stug aan door met rekenen en proefhaken. Het patroon van
Labedissen Prina komt er vást en zeker dít jaar nog aan 😉
2 opmerkingen:
Dat is niet gemakkelijk om zo een soort standaard patroon te maken!
Misschien kun je ipv de maten S-M-L te nemen, aangeven de omtrek van pols-boven elleboog wijdte in centimeters?
Veel succes
groetjes, Truus uit Drenthe
Hallo Truus, we werken altijd met steekverhoudingen en afmetingen in onze patronen. Bij haken blijkt dit echter een stuk lastiger dan bij breien, dat wilden we met dit stukje aangeven. Maar, het komt goed hoor ;)
Een reactie posten