zondag 8 maart 2020

Maten en meten


Bij het namaken van originele gebreide en gehaakte stukken uit de Zeeuwse streekdrachten lopen we regelmatig tegen ‘uitdagingen’ aan. Zo bogen we ons in het begin van dit project bijvoorbeeld over de vraag over hoe om te gaan met foutjes in originele stukken. Na al het ‘gedoe’ met de beschrijving van Avonddoekje Wanne hebben we daar al snel een duidelijk standpunt over ingenomen. 

Een ander ‘ding’ waar we soms lang en uitvoerig over brainstormen heeft te maken feit dat kleding vroeger precies ‘pas’ werden genaaid, gehaakt of gebreid. Er bestonden geen confectiematen in boerenkleding, dus al helemaal geen standaardmaten. Hoe bereken je dan de maten van replica kledingstukken voor de patronen die we ontwikkelen?

De meeste kleding in Nederland wordt verkocht in de confectiematen 34 tot 46, in veel winkels worden ook de maten S t/m XL gehanteerd. Bij het namaken van een gebreid werkvestje kun je redelijk eenvoudig de maat bepalen aan de hand van een kledingstuk uit de confectie. Een maatje kleiner of groter is dan ook best eenvoudig uit te rekenen.

Bij het ontwikkelen van het patroon van een paar gehaakte labedissen is het toch allemaal wat lastiger dan in eerste instantie gedacht. Armen hebben van zichzelf geen maat, er is geen referentiekader waar je originele labedissen aan kunt toetsen. Door het paar te passen krijg je wel ongevéér een beeld welke maat het zou moeten worden.



Zo ook bij Labedissen Prina; we zijn er al een flink aantal maanden aan bezig. Het haakmotiefje is uitgevogeld, een replica labedis is nagehaakt, en het proefpatroon is getest door proefhaakster Riet. Het replica paar past Stefanie prima, vooral handig is dat de labedissen wat mee rekken. Aangezien zij qua kledingmaat van het bovenlichaam meestal maat M heeft, wordt het proefexemplaar als maat M genoteerd. 


Daarna worden de armen van Anja en Jeanet ingezet om te passen: bij Anja (maat S) past het paar het beste, Jeanet (maat L) kan ze niet aan.. Dus.. wat nu? We veranderen het paar van maat M naar maat S.

Nu doemt er een nieuw probleem op: het ‘haakmotiefje’ waarmee de labedissen zijn gehaakt omvat 6 steken. Elke meerdering voor een grotere maat moet dus over 6 steken gaan. Maar, is 1x 6 steken meer dan ook werkelijk een M, L of XL? En hoe verhoudt dit haakmotief van 6 steken zich tot het gebreide boord, dat deze desbetreffende labedissen hebben.. het blijkt nog een héle puzzel. Wat ook nog mee speelt is is de zgn. ‘hand van haken’. Een haakster die gewend is om wat losser te haken maakt van maatje S zó een L.. en vice versa. Hoe krijg je de maten en steekverhoudingen hierbij allemaal duidelijk op papier? 

We kunnen maar een conclusie trekken: de vrouwen van vroeger waren zo gek nog niet! Die namen de omtrek van hun eigen arm en haakten hun labedissen precies in hun eigen maat. Steekje meer.. steekje minder, geen enkel probleem.

Maar, we houden moed en gaan stug aan door met rekenen en proefhaken. Het patroon van Labedissen Prina komt er vást en zeker dít jaar nog aan 😉

2 opmerkingen:

Truus zei

Dat is niet gemakkelijk om zo een soort standaard patroon te maken!
Misschien kun je ipv de maten S-M-L te nemen, aangeven de omtrek van pols-boven elleboog wijdte in centimeters?
Veel succes
groetjes, Truus uit Drenthe

Zeeuwse visserstruien zei

Hallo Truus, we werken altijd met steekverhoudingen en afmetingen in onze patronen. Bij haken blijkt dit echter een stuk lastiger dan bij breien, dat wilden we met dit stukje aangeven. Maar, het komt goed hoor ;)